‘Hoe is het met jou?’
vragen mijn oogleden aan mijn wimpers.
‘Het is lang geleden, he?’
zeggen sommige haren op mijn hoofd tegen andere.
‘Ik heb je jongste nooit gezien. Een meisje was het, toch?’
vraagt mijn ene knie aan de andere terwijl ik mijn armen eromheen sla.
‘Oh, jij. Wat wil je?’
snauwen de losse haren op mijn haarborstel.
‘Je zegt me niets meer.’
menen de dode huidcellen op mijn washandje.
‘Ga verder met je leven’.
zegt een korstje van een schaafwond op mijn knie en valt eraf.
De zachte, roze huid eronder doet me denken
aan het litteken van je blindedarmoperatie.
Ik voel eraan met mijn vingertoppen.
Langzaam kruipen mijn vingers naar rechts…
Ergens in een andere stad druk je je vrouw tegen je aan.