Zo zag ik laatst, op het besneeuwde pad daar,
voetsporen: ‘hij’ liep langs met ‘haar’.
Het spoor volgend, kreeg ik al snel een beeld
van wat zich tussen hen had afgespeeld:
hoe hij hier trok aan een besneeuwde tak.
Hoe zij daar haar been uitstak
om de sneeuw uit haar beenwarmer te krijgen.
Hoe hij haar ondersteunde en hoe zwijgend,
ze dit alles aan dat halve excuus wijtend,
stil waren blijven staan een hele tijd en
aan elkaar geklampt van liefde beefden,
in dit stille bos waar niemand leefde
behalve misschien een specht met zijn getik.
Achter ze aanlopend richtte ik
mijn blik op het spel van het liefkozen
van die twee in dat besneeuwde bos en
op haar wimper zag ik plots een vonk
waar de ster van een sneeuwvlokje blonk
en hoe haar warme adem zachtjes
het ijs deed smelten op het vachtje
van zijn sjaal. En hij bleef niet wachten!
Hij kuste haar uit alle macht en…
kijk, hoe die rakker op haar aast!
Ik liep snel door en ik verbeet me haast
en met de jaloezie nog in mijn hart
zie ik: ze gaan verder, maar apart
en zonder halt al bij de eerste bocht
zij links, hij rechts, vervolgde elk z’n tocht.
Wat was er dan gebeurd? Een afscheid?
Verbijsterd stond ik stil, een hele tijd
in het witte bos, mijn handen in mijn zakken.
Plots klonk mijn trieste lach tussen de takken.
Inderdaad, ze zijn hier langsgekomen
over het pad onder de witte bomen.
Maar niet zoals ik eerst dacht zij aan zij:
eerst kwam zij langs, een uurtje later – hij.
En het ging niet om een stel zielsverwanten
maar om twee toevallige passanten,
die niet eens afwisten van elkaars bestaan.
Hoe triest staren die beuken me nu aan!
En ik bleef staan in woordeloze pijn
door alles wat er wel zou kunnen zijn
maar er niet is. Zoals dit samenkomen
in het besneeuwde bos onder de bomen.
Valeri Petrov, 2001.
Vertaling uit het Bulgaars: M. Jordanov
Валери Петров, ‘Така веднъж във снежната алея’ in: Разтворен прозорец и нови стихотворения, Захарий Стоянов, София 2001.