Je speelt met steentjes op de stoep
en hoort me niet als ik je roep.
Maar verder wel:
je loopt, je leest,
je werkt en wint,
je klimt, je kijkt
en houdt me levend met je vlijt.
Je lauweren leg ik slordig weg –
rusten is voor ons niet weggelegd.
Ik geef, je neemt, geen rekening.
Je geeft me ruimte, ik neem die in.
Geen schuld, geen rente geen verwijt,
je sleept me door je kindertijd.
Er is iets op, er zit iets vol
en waar bol was, is nu hol
maar nog lang niet uitgeblust.
We gaan het redden, wees gerust.