Met één hand draai ik aan het stuur
en zet ik met mijn pink de knipperlichten aan.
Ik zeg dat ik er bijna ben, dat het niet lang meer duurt
terwijl ik de omgeving op politie scan.
‘Je belt achter het stuur’ – zeg jij met zwakke stem
waarin ik geen verwijt maar bewondering herken.
Je vindt het niks-
het eten in de auto,
het toegeven aan gezeur,
de kinderen voorin,
en/of zonder een zitje,
doorvragen over je humeur…
Ik zet ze op een rij terwijl ik door de voorruit tuur.
Rechts – het groen van het park,
links – het bruin van de huizen,
de blauwe lucht, het grijs van de plavuizen,
op het balkon een grijsblauw vlekje-
je glimlacht in je nieuwe shirt.
Je vindt het niks-
het elders blijven slapen,
het vierde glaasje wijn,
het pathologische geflirt,
het altijd maar doorgaan,
koste wat kost slagen,
geen keuzes maken, geen hulp vragen,
geen strepen trekken, geen grenzen stellen,
geen rust nemen en niet hands-free bellen.
Maar niet vandaag.
Vandaag draag je je nieuwe shirt, grijsblauw van kleur.
Net als je ogen. Vandaag ben ik goedgekeurd.
Het grijs van de waan en het blauw van de zin.
Ik glimlach terug terwijl ik de vingers rond mijn keel loswring.